Chapter 1
De Symboliek van de mantel
De mantel als een beschermend kledingstuk
De koningsmantel is samen met de kroon en scepter een belangrijk voorwerp dat bij de kroningsceremonie wordt gebruikt en geeft uitdrukking aan de machtspositie van degene die de mantel draagt. De mantel als symbool van macht wordt ons aangereikt door beelden en rituelen om ons heen: de mantel speelt nog steeds een rol bij kroningsceremoniën. Dit kledingstuk, met zo'n enorm rijk en oud verleden, moet wel een aanzienlijke rol spelen in de cultuur- en kunstgeschiedenis. Kleding, in het bijzonder de mantel, biedt de mogelijkheid mensen te onderscheiden en te identificeren, zowel in de beeldende kunst, literatuur, theater als in het dagelijks leven. Dat kleding tot een enorm veelzijdige en complexe symboliek heeft geleid, is niet verwonderlijk als men bedenkt dat het bedekken van het lichaam door een kledingstuk ter bescherming tot een van de eerste levensbehoeften van de mens behoort.
De jagende oermens droeg het vel van zijn prooidier ter bescherming van zijn naakte lichaam tegen onheil. In de Griekse mythologie komt dit terug in de sagen waar Herakles het vel van een leeuw draagt en waar Argos in een stierenvel, en Zeus, Apollo en Athene in een geitenvel afgebeeld werden. Behalve als magische afwering tegen onheil diende de bedekking van het lichaam ook als een praktisch middel tegen kou, en was het bovendien een manier om je te onderscheiden van anderen. Tienduizend jaar voor Christus had de mens al de vaardigheid om van dierlijk haar en plantenvezels textiel te maken, en ruim drieduizend jaar voor Christus kwam de weefkunst tot ontwikkeling. In het begin droeg men slechts een lap, die om de taille werd geknoopt. Later werd er een tweede lap als mantel om de schouders gedragen en met een fibula vastgezet.
Oorspronkelijk had het dierenvel zelf een magische, beschermende functie, maar bij het dragen van textiel was het beschermende dierlijke element nog aanwezig in de dierlijke patronen en motieven die op het textiel werden aangebracht. Dit veranderde toen men aandacht kreeg voor de natuurverschijningen om zich heen: de bewolkte lucht werd gezien als een wollen kleed, en de sterrenhemel werd de wereldomvattende mantel van een onzichtbare goddelijke macht. Dit besef droeg bij tot de vervaardiging van mantels, bezaaid met sterren, die als wijgeschenken aan de goden in de tempels werden gelegd.
In de joodse Talmoedische overleveringen kreeg de hemelse mantel ook een plek, de zevende hemel kreeg de benaming wylon, wat in het Latijn ook wel velum wordt genoemd. De christelijke kerk nam deze kosmische kijk op de mantel van de antieke oudheid over. Om psalm 104, vers 2, te citeren: "Hij hult Zich in het licht als een mantel, hij spant de hemel uit als een tentkleed". Psalm 102, vers 26 en 27, houdt iets dergelijks in:" Gij hebt voormaal de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk uwer handen; die zullen vergaan, maar Gij houdt stand, zij alle zullen verslijten als een kleed, Gij verwisselt ze als een gewaad, en zij verdwijnen." Het christelijke ritueel om de gewaden van beelden te vernieuwen, valt met deze bijbelse teksten op zijn plaats. Maar dit ritueel is niet enkel in het christendom gebruikelijk.
Bij de Egyptenaren werd de mantel van Osiris regelmatig vervangen, en de islamieten vervangen jaarlijks na de bedevaart het kleed (kiswa) dat de Kaäba bedekt. Het vernieuwen van de gewaden had in de antieke wereld dezelfde religieuze betekenis al in het christendom. Men geloofde dat het innerlijke van de mens overging in zijn kleding. Vandaar dat kledingstukken, maar ook andere voorwerpen die met een heilige in aanraking waren geweest voor de christelijke kerk tot op heden nog steeds als volwaardige relieken gelden. De Grieken betraden hun tempels niet voordat zij hun gewaden hadden uitgetrokken. Na het baden werden nieuwe "zuivere" gewaden aangetrokken ten teken dat de oude mens was vervangen door een hernieuwde persoon.
De Atheense "Peplosfeesten" hadden ook een diep religieus karakter. In dit ritueel werden of de beelden aangekleed met een nieuw geweven mantel of hulde de priester zich als "plaatsvervanger" in dit gewaad. Een ander voorbeeld is het ritueel van de dopeling. Deze rekent af met het oude leven met zonden door zijn oude kleding te vervangen door een nieuw doopkleed als symbool voor een nieuw leven. Dat het reine, nieuwe doopkleed een bijzonder bezit was voor de gelovigen kan worden opgemaakt uit het feit dat velen zich na hun overlijden zich lieten begraven in dit gewaad.
De mantel in de kroningsceremonie
De volgende stap was dat de heilige mantels om sterfelijke schouders kwamen te liggen, zoals de legende van Dionysius de Oudere, die in 405 voor Christus tiran over Syracuse werd, ons laat zien. Hij roofde de gouden mantel uit een aan Jupiter gewijde tempel bij Rome. Dergelijke mantels moeten een bijzondere waarde hebben gehad, want dezelfde Dionysius zou ook de purperen mantel uit het heiligdom van Juno in Bruttium, een provincie in de voet van Italië, hebben ontvreemd. Het omdoen van de heilige mantel werd al snel een officieel Romeins ritueel. Al voor de keizertijd werden Romeinse veldheren de stad binnengereden en als god van het licht geëerd met in hun linkerhand een scepter en in hun rechterhand een lauriertak en om hun schouders de Jupitermantel, voor deze gelegenheid uit de tempel van Jupiter geleend. Ook het verlenen van het patriarchaat in het voor-keizerlijke Rome werd bevestigd door het overdragen van mantel, ring en diadeem. Dit ritueel, waarbij de purpurea, de paarse mantel om de schouders werd geslagen, gaf een duidelijke status aan de triomfeerder en leefde voort bij de keizerlijke kroningen.
De mantel werd een onderdeel van allerlei symbolische ceremoniën die aan de keizerskroning vooraf gingen. Toen Justinus II in 565 gekroond werd als Byzantijns keizer was hij gekleed in een purperen chlamys die zijn schouders bedekte en versierd was met goud. Met een fibula was de chlamys bij zijn rechterschouder vastgespeld. Deze mantel was een bewijs voor zijn overwinning en triomf, maar speelde een minder belangrijke rol bij de kroning dan bij zijn voorgangers. Het feit dat de overdracht van de mantel niet door de menigte werd toegejuicht, terwijl dat bij zijn voorgangers wel het geval was, is een bewijs van deze ontwikkeling. De samenhang van keizersceremoniën en de Jupitercultus veranderde toen Gordianus III in de derde eeuw na Christus de mantel uit de tempel als privé-bezit ging beschouwen. De uitvoerige beschrijving van Anthemius' keizerkroning in 467 na Christus door Sidonius laat ook zien dat de keizer zich minder met Jupiter ging identificeren. In de tekst van Sidonius lezen we dat Anthemius de mantel slechts droeg in navolging van zijn voorgangers, maar dat het dragen van de toga belangrijker was als teken van zijn consulaat dan het dragen van de chlamys als teken voor zijn heerschappij.
De overeenkomst tussen de keizerlijke dracht en de paramenten die gebruikelijk zijn in de kerk, is opvallend. Karel de Grote droeg volgens geschriften een soort tunica met elleboog-lange mouwen. Deze zogenaamde dalmatica wordt ook gedragen door de diaken tijdens de mis. Het dragen van de dalmatica door de keizer legitimeerde zijn plaats op de troon. Immers: hij was persoonlijk door God verkozen.
Mantelgiften
Het is bekend dat de keizers, waaronder Otto IV en Hendrik II, hun keizersmantels aan de kerk schonken. Zij deden dit als een getuigenis van hun vroomheid. Juist het weggeven of overdragen van de mantel is één van de veel voorkomende symbolieken die we zowel op religieus als niet-religieus gebied tegenkomen. In het Alexanderroman gaat het verhaal dat de Romeinen aan Alexander de Grote een mantel schenken als groet, maar vooral om hem gunstig te stemmen. Volgens Raudszus is het schenken van de mantel als groet voornamelijk iets tussen gelijkwaardigen van rang. Het gebaar van de Romeinen is eerder een erkenning van Alexander de Grote als heerser. Een ander mantelgift dat in de literatuur voorkomt, is de gave van de mantel aan Parcival in de Graalsage. In dit geval ontvangt Parcival de mantel als symbool voor zijn graalkoningschap.
De mantel kon ook als een persoonlijke gift dienen. Rondtrekkende zangers kregen in de vroege Middeleeuwen kleding als loon voor hun diensten. Uit deze traditie stammen de mantelgedichten, waarin de zanger de schenker bedankte voor zijn gulle gift. Bekender zijn de kledinggaven die de kerk schonk aan armlastigen als teken van een christelijke deugd, caritas. In dit verband spreekt de Sint Maarten-legende natuurlijk zeer tot de verbeelding. Barmhartig sneed Sint Maarten zijn mantel in twee delen en gaf één deel aan een bedelaar die om een aalmoes vroeg. Kort daarop zag Sint Maarten in een visioen Christus verschijnen met een doorgesneden mantel op zijn schouders. Christus sprak tot de heilige weldoener: "Martinus, nog slechts catechumeen zijnde, heeft Mij met deze mantel bekleed". Ook Sint Maarten dient, door zijn mantelgift, als een voorbeeld van caritas. Het is een teken dat de mantel een zeer dierbaar bezit moet zijn geweest. Naast een letterlijke interpretatie kunnen we de mantel in deze legende ook een figuurlijke betekenis geven.
De mantel in bijbelse en christelijke context
In het Oude Testament komt het verhaal voor van de profeet Elia die ten hemel werd opgenomen en zijn mantel op de aarde liet vallen. Terwijl Elia en Elisa wandelden kwamen een wagen en een span paarden en werd Elia van zijn dicipel gescheiden. Toen daarna een storm ontstak, werd Elia in deze storm ten hemel opgenomen. Elisa raapte in wanhoop de mantel van Elia op en ging aan de oever van de Jordaan staan. Toen hij met de mantel op het water sloeg, splitste het water zich in twee delen zodat Elisa de Jordaan kon oversteken. Niet alleen neemt Elisa het profeetschap van Elia letterlijk via zijn mantel over, maar de mantel heeft ook nog een wonderbaarlijke kracht.
Het christendom geeft aan kleding diepe betekenissen. Zo kan de kleding van Christus worden gezien als een attribuut van zijn menselijke natuur. Terwijl bij de kruisiging zijn bovenkleed werd verdeeld bleef het onderkleed van Christus intact en werd door de soldaten verloot. Dit naadloze onderkleed staat voor de ondeelbaarheid van de kerk en de éénheid van de gelovigen terwijl zijn gescheurde bovenkleed staat voor zijn leven dat hij offert aan de mensheid. Dezelfde symboliek vinden we bij de intocht van Christus in Jeruzalem. De gewaden, die op de grond worden gelegd bij zijn binnenkomst, kunnen worden gezien als het leven dat hij voor hen offert. De mantel is dus in dit geval zinnebeeld van Christus' lichaam en leven. Voordat Christus op de ezel plaatsnam, legden de dicipelen hun mantels op het dier. De ezel kan in deze symbolische handeling als heiden geïnterpreteerd worden, terwijl de mantels van de dicipelen gelden als de leer van Christus. De tekst uit Raudszus: "dem materiellen textillen Gewebe korrespondiert das Textgewebe des Göttlichen Wortes" is dus van toepassing op bijbelse motieven in literatuur en beeldende kunst. De overdracht van de mantel van Elia op Elisa kan ook in dit licht gezien worden.
De tenhemelopneming was een populair onderwerp voor sarcofagen in de Romeinse imperiale kunst. In plaats van Elia was het de keizer die in de wagen ten hemel voer. Op een ivoren diptiek uit 430 na Christus, dat zich in het British museum in Londen bevindt, is zo'n hemelvaart van de keizer verbeeld. Mij gaat het hier om het naakte figuur die zich in de wagen bevindt. Hij houdt een wapperende mantel boven zijn hoofd, een verbeelding van de divus op zijn reis naar de hemel. Een vergelijkbaar verhaal is dat van de hemelvaart van Maria. Maria laat bij haar gang naar de hemel haar sjerp, die zij om haar middel droeg, vallen om de ongelovige apostel Thomas te overtuigen van haar tenhemelopneming.
De Mantelschutz
Een ander symbolisch gebaar met de mantel is het spreiden van het kledingstuk over iemand heen. Dit gebaar vinden we terug in het Oude Testament. In hoofdstuk 3 van Ruth, vers 9, spreekt Ruth: "Ik ben Ruth, u dienstmaagd, spreid uw vleugel uit over uw diensmaagd, want gij zijn de losser". In deze context is de overkoepeling een zinnebeeld voor de toe-eigening van iemand. Ook in Ezechiël is deze handeling herkenbaar als hij de woorden van de Heer citeert:" Toen kwam Ik voorbij, en zag u, en zie, de tijd der liefde was voor u gekomen; Ik spreidde de slip van mijn kleed over u en bedekte uw naaktheid". In dit geval is het gebaar, de mantelomhulling, meer een teken van bescherming: de Mantelschutz. In het Romeinse recht en de Romeinse spreektaal heeft de mantel, en met name de mantelronding, de symboliek van een toevluchtsoord. De mantel heeft ook zijn plaats gekregen in Romeinse christelijke ceremoniën. Tijdens het huwelijksgebed houdt de bisschop een velum boven de twee echtelieden. Hoewel beide interpretaties, inbezitneming en bescherming, van toepassing kunnen zijn, lijkt mij hier een vergelijking met de uitbeelding van de Drievuldigheid zinvol. In dit beeld worden Vader, Zoon en Heilige Geest onder één mantel afgebeeld om hun eenheid te benadrukken. Het spreiden van de mantel over de echtlieden zal dus een verwijzing naar de eenheid tussen de man en de vrouw zijn geweest en naar de verbintenis die zij zijn aangegaan. Een andere rechtshandeling waarbij de mantelomhulling gebruikelijk was in de twaalfde eeuw, was het legitimeren door ongehuwde ouders van hun kinderen. Tijdens latere huwelijksvoltrekking werden deze filii mantellati meegenomen onder het velum of onder de mantel van meestal de moeder geplaatst. In de christelijke kerk geldt de mantel als een velamen ecclesiae, waarmee door omhulling iemand dus door de kerk geadopteerd wordt. Daarom werd de keizer sinds de negende eeuw door de paus omhuld met de mantel en zo dus symbolisch door de kerk geadopteerd.
Mantelrelieken
Bij de christelijke heiligenverering speelde kleding een belangrijke rol. De pelgrim was ervan overtuigd dat de kledingstukken van heiligen iets van de heilzame werking van de heiligen had opgenomen, een geloof dat ook bij de wonderdanige kracht van de mantel van Elia kan worden teruggevonden. De doekjes die op het graf van de heilige werden gelegd, kregen daardoor hun heilzame werking en werden door de pelgrims als souvenir mee naar huis genomen. Deze indirecte manier van reliekverering was het gevolg van de enorme uitbreiding van de reliekencultus. De directe relieken, zoals de beenderen van heiligen, waren zelden in het bezit van de "gewone" gelovige. Onder grote belangstelling werden textiele relieken tentoongesteld, zoals dat in Aken vanaf ongeveer 1250 bijvoorbeeld gebruikelijk was. De belangrijke relieken van deze stad waren de windselen van Christus, het doek waarop het hoofd van Johannes de Doper had gelegen, de lendendoek die Christus aan het kruis gedragen had en de mantel van Maria.
Ten slotte wil ik nog terugkomen op het algemene beeld dat iedereen heeft bij de mantel, namelijk: een symbool voor macht en welstand. Deze indruk kan op psychologisch gebied verklaard worden door het visuele beeld dat de mantel geeft. Daar de mantel in de meeste gevallen een gewaad is dat tot op de grond reikt, lijkt de persoon die het draagt optisch langer en groter. De stofmassa en de zwaarte van het gewaad geven de beschouwer de indruk van zekerheid, geborgenheid en welgesteldheid. Een uitstekend middel dus voor de vorsten om zich gehuld in een mantel aan het volk te tonen maar ook van toepassing bij het kerkelijke ornaat.
Bij wijze van samenvatting kan gezegd worden dat de mantel zeer zeker als een rijk bezit gezien kan worden. Het duidt op zowel materiële welgesteldheid als innerlijke rijkdom. Met de verschillende rituelen die met de mantel gepaard gaan, de overdracht, schenking, vervanging en omhulling gaat het meestal om een positieve verandering van de mens, vooral op geestelijk gebied. Of de hierboven besproken iconografie en rituelen ook gelden voor de mantel van Maria: over deze vraag gaan de volgende hoofdstukken.